Henk haalt brood, ik breek de tent vast af en we ontbijten gezamelijk. We
geven Rogier nog een paar tips en bereiden hem vast voor op zijn tocht met lange
klimmen, waar hij waarschijnlijk smerige tegenwind heeft. (Later horen we, dat
het erg zwaar geweest is).
We
klimmen, windje voornamelijk in de rug, via een mooie asfaltweg door een weidse
omgeving. Regelmatig komen we caminogangers tegen, zowel te voet als per fiets.
Zo komt ons een fietser tegemoet, een oudere man, en we stappen even af. Hij
is Zwitser. Begint te vertellen dat hij gisteren zo’n leuke Nederlandse
‘very fit boy’ tegen gekomen was. “O,”, zeggen we, “dat
was Rogier”. In Los Arcos, een oud stadje met een pleintje met arcaden
en natuurlijk een historische kerk met
een fraai bewerkte deur, kopen we proviand en eten samen met pelgrimgangers
op het plein voor de kerk. We stijgen verder via de nu veel drukker geworden
afschuwelijke N111 zonder vluchtstrook. In de verte hoor je ze al komen, de
grote vrachtwagens, vaak met grint en dan maar hopen dat er geen tegemoetkomende
vrachtauto aankomt. Want dat past niet. En zullen ze remmen?
Gelukkig kunnen we de laatste 10 kilometer de N weg verlaten. En met het Monesterio
de Irache in het vooruitzicht is het onheil al snel weer vergeten. Het boekje
vertelt ons dat voor het Monesterio een wijnbedrijf is gebouwd. Ter compensatie
kan de pelgrimganger aan de achterzijde hiervan gratis water tappen ….
en wijn!
Hier ontmoeten we een nogal volslanke vrolijke Deense jongen van zo’n
35 jaar schat ik. Hij is hier al eens eerder geweest vertelt hij en toen heeft
hij de wijn gemist. Dat zal hem nu dus niet overkomen. We nemen de staat van
zijn fiets even met hem door. Alleen zijn zadel is goed, vertelt hij; een Brooks.
Op zijn reis vanaf Denemarken zijn al 12 spaken gebroken, op een steile weg
was rook uit zijn derailleur gekomen, hij heeft trouwens maar één
voorblad en zeven versnellingen. O, en er is ook al een velg uit elkaar geknald.
De kettingbeschermer was afgebroken, een band gesprongen. Hij wil toch zorgen
dat hij op deze fiets in Santiago aan komt, daarna wil hij doorfietsen naar
Lissabon. Daar wordt voor eeuwig afscheid genomen van zijn fiets en reist hij
terug per vliegtuig. Wat een kerel.
We tanken een bidon vol wijn uit de muur en laten even later Estella liggen
en fietsen direct door naar de camping, nog een aardig eindje buiten het stadje
over een zandweg, waar ok al weer grindauto’s rijden. In het begin van
het weggetje zie ik uit mijn ooghoeken een oude vervallen kerk, met groot beeld.
We vinden alles best, als we maar kunnen drinken en iets eten. Henk haalt als
de tent staat een grote zak chips en we drinken daarbij wijn uit de bidon. Al
is de wijn niet op de juiste temperatuur, we vinden hem lekker.